Stedendriehoek

Goed bekeken – Flanken

Hoezeer heeft deze kleine stad allure.’ Deze regel van de dichter Ida Gerhardt is leesbaar in de Gravinnenhofsteeg links naast de ingang van het stadhuis. Het afscheidscadeau voor burgemeester Arnold Gerritsen werd drie jaar geleden onthuld. Inmiddels hangen Zutphen en Warnsveld vol muurletters. Van landelijk bekende dichters als Bloem Rodenko en Ten Berge. Maar ook van lokale schrijvers als Kars Grootendorst en Gombert. Om er maar een paar te noemen.

Wat doet dat met een stad? Omdat ik bij het project betrokken ben – ik schreef er een boek over dat komende vrijdag verschijnt fotograaf Pascale Drent maakte weergaloze foto’s bij de tekst – kan ik deze vraag niet meer objectief beantwoorden. Daarom ben ik toeristen gaan ondervragen.

Keus genoeg. Ik kwam vooral veel Duitsers tegen.

Hoe ervaart u dit fragment van Sabine Kars vroeg ik aan een echtpaar uit Stuttgart. Zij waren met een groep vrienden op bezoek in onze stad en hadden fietsen gehuurd om de omgeving te verkennen. Het stoplicht in de Hoven stond op rood vandaar dat ze wel even tijd hadden. 

kijk mij
in gewaterverfde lucht
met reikhalzende ganzen wieken
leunend tegen de flanken van de tijd

‘Schwierig zei de man nadenkend. Moeilijk. Mijn steenkolen-Duits maakte het er niet beter op.

schau mich an
in wassergemalter Luft
mit gespannten Gänsehalsen flüglen,
die sich an die Flanken der Zeit lehnen

Daarop kwamen we zeventien groene stoplichten later met enige hulp van Google Translate uit. We waren alle drie opgelucht, het echtpaar vond het ‘ein schönes Gedicht’.
Ik besloot me in de inleiding te richten op Nederlandstalige poëzietoeristen.

Je trein stak net de IJssel over. Je vond het uitzicht mooi. Wolken spiegelden zich als een schilderijenlucht in het wateroppervlak. Je schoot je jas aan, pakte je tas, gebruikte je mobiel nog snel als camera, door de treinruit heen. Vertroebelde schoonheid.
‘Is Zutphen uw eindstation, vergeet dan niet om uit te checken,’ klonk door de coupé. Je glimlachte toen je zag hoe de in- en uitcheckpaaltjes staan opgesteld in de stationshal beneden. Hier is het leven nog langzaam en onschuldig, dacht je.
En nu sta je buiten.
Klaar om de stad te ontdekken. Je hebt geen vastomlijnd plan, geen leidraad, maar gelukkig wel dit boek. Je laat je leiden door de poëzie. Je hebt deze dag gereserveerd om te gaan dolen en dromen en zo nu en dan wat te leunen tegen de flanken van de tijd. Want: de poort staat altijd open. Het hier is het nu: tijd om aan te leggen bij de plekken die we niet kunnen bereiken. Soms zitten er vlinders op, soms vogels.
Waar was mijn begin en waar ga ik heen?