Stedendriehoek

GOED BEKEKEN – En nu?

‘Mijn schoonzusje vertelde het me, ze woont nota bene in Spanje. Ik wist nog van niets. En het is bij ons om de hoek!’ In de kleedkamer naast de danszaal van de Muzehof is de brand in de Laarstraat onderwerp van gesprek. Een groep vrouwen heeft hard gewerkt. De dansconditieles zit erop.

‘Wat is er dan gebeurd?’
‘Een woonhuis. Compleet afgebrand. De bewoner kon zich net op tijd redden. Wel gewond geraakt. Hij moest naar het ziekenhuis.’
‘En nu?’
Een kleedkamergesprek waaiert alle kanten op. Veertien vrouwen verwisselen hun sportoutfit voor kleding van de dag. We praten over wat ons bezighoudt. Ik moet snel door naar mijn volgende afspraak. De vraag echoot in mijn hobbelende hoofd op de trap naar beneden. En nu?
Wat moet je als je huis, je eigen veilige plek, is verdwenen? Dan heb je alleen elkaar nog. Gelukkig hebben ze elkaar nog.
Inmiddels is het voorjaarsvakantie. Met de kinderen op de achterbank rijd ik naar Zeeland. De weergoden hebben zich aan het schoolrooster gehouden: de wereld is zonovergoten en we zien al witte bloempjes aan de sleedoorn. Zo vroeg al in het jaar. Aan de knoppen zie je dat de wereld naar de knoppen gaat.
‘Zit er bij jou gelatine in?’
‘Ja, met dierlijke dingen. Uit botten.’
Dochter bestudeert een zakje zoute drop.
Zoon heeft een pakje winegums in zijn hand. Hij leest de lijst ingrediënten voor.
‘Maïsstroop, rietsuiker, vruchten- en plantenconcentraten, citroenzuur, plantaardige olie…’
‘Zit er zout in bij jou?’ onderbreekt zijn zus hem.
‘Ja, nul komma nul acht gram per honderd,’ is het antwoord.
‘Huh?’ roept ze uit. ‘In mijne nul komma nul zeven en dit is zóute drop…!’
Ik kan een glimlach niet onderdrukken omdat op de borden voor het eerst Zoutelande staat aangegeven.
Terwijl achterin druk wordt doorgediscussieerd over zoetigheid en E-nummers, denk ik onwillekeurig aan de Laarstraatbewoners wier leven van de een op de andere dag is veranderd. Het betreft een man, een vrouw, een dochter en een zoon, las ik in de krantenberichten de dagen na de brand. De zoon woont in Den Haag, daar verbleef ook zijn moeder tijdens de bewuste nacht. Alleen de vader was thuis; hij werd wakker en rook iets vreemds. Toen hij naar beneden wilde om uit te zoeken wat het was, greep hij een gloeiendhete trapleuning vast. Hij brandde zijn hand. Door een raam sprong hij vervolgens op het dakterras. Hij raakte lichtgewond. Inmiddels is hij uit het ziekenhuis ontslagen.
We zijn er. Bij ons huisje op de Zeeuwse bodem. In het tankstation had ik net bolussen zien liggen. Daardoor voelde ik me al op vakantie. En dan nu echt. We hebben een terras op de begane grond. ‘Het wordt alweer mooi weer morgen,’ belooft de huisjesverhuurder.
Uit een recent bericht begrijp ik dat het getroffen gezin een vakantiehuisje in Bronsbergen heeft betrokken.
Hopelijk geeft het zonlicht hen kracht.

Eke Mannink, voormalig stadsdichter van Zutphen, bekijkt onze stad vanuit haar schrijfkamer aan het s Gravenhof. Zij houdt wat ze ziet poëtisch tegen het licht. Zo onderzoekt Eke sprookjes in de Hoven flessenpost over het Waterkwartier of wanklanken uit de Muziekwijk. Om maar wat te noemen. Haar nieuws ligt op straat. Iedere week weer.